Het landschap om haar heen was kaal, dor en verlaten. In de verte zag ze de krater van een inslag. De ruwe puinranden en brokstukken wezen op een recente gebeurtenis. Zal wel een meteoor geweest zijn. Of iets anders. Maakte het iets uit? Niet langer geïnteresseerd in die gedachtelijn hield ze het op een meteoor, dat klonk wel interessant. Ze was hier met een missie, herinnerde ze zich. Dat was belangrijk, daar moest ze zich op richten. Focus focus focus. Ze was van betekenis, zonder haar verslaglegging zou dit deel van het landschap nooit in de annalen terecht komen. Haar helm klemde wat. Ze rapporteerde.
Mensen rekenden tenslotte op haar.
Er woei een snijdende wind en de boom-geraamtes aan de horizon wiegden er in mee. Alles was grijs. Soms als donkerwolken, dan weer een potloodstreep, maar grijs was het. Vooral veel steen en gruis. Leegte. Ja, alleen, dat was ze ook.
Ze zag een mier over het steengruis voor haar voeten lopen. Dus toch leven. Zou ze haar
helm af kunnen zetten? Als die mier adem kon halen. Er verscheen een waarschuwing op haar vizier: in verband met instabiele luchtstromen werd haar met klem afgeraden haar helm af te zetten. Oh, ok, ‘instabiele luchtstromen’, wat dat dan ook mag betekenen. Ze liet de helm voor wat het was en richtte zich op het omschrijven van haar omgeving. De atmosfeer was niet koud. En toch, warm was anders. Ze proefde of rook ook niet veel, maar ze werd zich plotseling zo bewust van zichzelf en haar eigen gewaarwordingen dat ze zich ongemakkelijk voelde.
Ze richtte zich weer op de externe verslaglegging. Die was minstens zo belangrijk als het
omschrijven van haar emoties en de reacties van haar lichaam, had ze geleerd.
Eén mier dus, levend en wel. En een paar bomen, hartstikke kaal. En de wind. De grijsheid. Spannend hoor, dat ze haar naar zo’n g…Huh?
Haar ongemak groeide toen ze aan de horizon een groene toren gewaar werd die snel
dichterbij kwam. Niets had hier kleur. Maar die toren was groen. En hij bewoog, veranderde van vorm. Kleine wolken vormden zich rondom de groene, bewegende vesting. Het leek wel of er stoom uit kwam. Ze knipperde nadrukkelijk met haar ogen en maakte zo snel wat foto’s. Beeldmateriaal was belangrijk, was haar verteld. Groene torens bewogen zich niet iedere dag door maanlandschappen.
Nu zwol de wind aan, trok aan haar overall. Kleine takken en gruis schoten voorbij over de grond aan haar voeten. Ze had steeds meer moeite om zichzelf staande te houden…Waar was die toren nu gebleven. En hoe had haar helm trouwens geweten dat ze van plan was dat ding af te zetten. Lazen ze haar gedachten? Hallo?
Nice to meet you, nice to talk to you, nice to see you. Nice to be with you.
California is nice huh, nice place. Beautiful wild. Nice to meet you.
De stem werd afgekapt door een harde toon. Ze keek om zich heen om te bepalen waar het geluid vandaan kwam, maar het kwam van overal. Bam. Er volgde een vage dreun en toen was het stil.
Ze probeerde haar gedachten te ordenen. Het ongemak dat ze voelde, leidde haar af. Was dat er de hele tijd al geweest? Het kriebelde en jeukte als een leger mieren dat in steeds grotere getalen langs haar benen omhoog kroop, langs haar ruggengraat omhoog omhoog omhoog. Onderweg naar haar gezicht, haar mond, haar ogen.
Ze keek langs haar pak omlaag en zag dat de mier van zo even daadwerkelijke een colonne geworden was. Ze probeerde ze van haar pak te vegen, wilde voorkomen dat ze kieren vonden en over haar blote huid zouden marcheren.
Ze hoorde weer een knal. Wat was dit voor plek? De toren. En de mieren. Bah. Ze wilde een mier van haar wang plukken, maar haar helm zat in de weg. Hoe kwamen die beesten naar binnen? Het jeukte en…en het betekende nog iets. Ze moest zich concentreren. Ze was hier met een reden…ze dwong zichzelf te herinneren. Aaah, het gekriebel moest nu stoppen. Ze klauwde aan haar helm, wilde hem van haar hoofd trekken. Hijgde, graaide wild om haar heen. Vond de sluiting en trok.
“Wooooow…die was heftig!” Terwijl ze de helm nog eens aan een grondige inspectie
onderwierp en vervolgens terug hing in het rek, kreeg Zsuus haar ademhaling weer onder controle.
“Heftigste tot nu toe, denk ik?” Haar vriendin Sunnie had de Emohelm met ‘Blijdschap’ nog in haar handen.
“’Waanzin’ is echt de shit”, zei Zsuus. “Dat er in de 21 ste eeuw mensen leefden die iedere dag in deze toestand verkeerden - dat ze geen controle hadden over hun waanzin. Bi-zar. Ik dacht even dat ik er niet meer uit zou komen, dat ik er in zou blijven. Zo heftig. Met bomen enzo. En iets over een Groene Vesting. Het leek allemaal een boodschap te hebben.”
Sunnie keek haar vriendin goed aan, nam Zsuus haar nu in de maling? ‘Waanzin’ was alleen voor gevorderde emotrippers. Plus, je moest een behoorlijk aantal fabrieksuren gemaakt hebben in ruil voor vijf minuten in die Emohelm.
Zsuus zag wat er in haar vriendin omging en vroeg: “Hoe was jouw helm?”
Sunnie’s ogen werden groot en er kwam een brede glimlach om haar lippen. “’Blijdschap’ is
tsja, hoe zal ik het zeggen, als een rivier, heel mellow, licht, alles in flow, weet je.”
Op dat moment klonk de zoemer voor de laatste keer. Het was tijd was om terug te keren naar de assemblagelijn. De wekelijkse pauze was voorbij. Sunnie en Zsuus keerden in \zichzelf, schudden de ervaring van zich af en werden weer wat ze waren. Emotieloos, als
mieren, gingen ze op in de arbeidersstroom die de productie in stand hield. Alles was staal, overal stoom. De fabriek draaide op volle toeren.
Gefocust op een volgend moment met gevoel, wierp Zsuus zich op het samenstellen van nog meer goederen, nog meer spullen. Ze was hier goed in. En ze wist, de Emohelm die volgde op ‘Waanzin’ was ‘Moord’….
Comments